Vollebregt-Smitsorgel H. Brigidakerk Geldrop

Achtergrond informatie

Geldrop-Brigida-Orgelcompositie-Wijtse Rodenburg
(Foto: Wijtse Rodenburg)

Achtergrond informatie

Het orgel in de Heilige Brigidakerk in Geldrop is een Rooms-katholiek orgel. Dat zie je aan zijn geschiedenis, zijn dispositie en zijn kas. In de eerste helft van de negentiende eeuw krijgen in onze streek de Katholieken hun kerken weer terug en kon de eredienst, tot dan teruggedrongen in schuilkerken, weer openlijk plaatsvinden. Er werden ook nieuwe kerken gebouwd. De gotiek werd als ideale bouwstijl beschouwd. Er werd gregoriaans gezongen, voor nieuwe muziek stond de stijl van Palestrina model. Tot in de negentiende eeuw werd de kerkmuziek op veel plaatsen door orkesten begeleid. De teruggave van kerken en de nieuwbouw maakte het bouwen van nieuwe orgels mogelijk. In Brabant worden tientallen orgels gebouwd. En er ontstaat een geheel eigen orgellandschap dat in de tweede helft van de negentiende eeuw een sterke ontwikkeling laat zien.


In de twintigste eeuw is lang neergezien op de neogotiek en de orgelcultuur van de negentiende eeuw. Bouwwerken zijn verloren gegaan, orgels verdwenen of verminkt. De belangstelling van organisten gaat in de stroming van de neobarok vooral uit naar de vroegere instrumenten in het noorden van ons land.
Zo verging het ook het orgel in de Brigida. In 1849 plaatst Vollebregt een orgel in de middeleeuwse kerk. Het orgel heeft twee manualen en een pedaal. De dispositie en de intonatie zijn nog bijna klassiek, Hollands, achttiende-eeuws te noemen. De kas is rijk geornamenteerd geweest. Vergelijk het orgel van Erp, dat Vollebregt in het zelfde jaar maakte en waarvan ook de rijke kas nog bewaard is op de originele plek.

Veel Brabantse middeleeuwse kerken zijn verloren gegaan en vervangen door kerken in overwegend neogotische stijl. In Geldrop bouwde Weber aan het einde van de negentiende eeuw een van zijn mooiste kerken met romaanse en gotische stijlelementen. Het orgel van Vollebregt werd in de nieuwe kerk geplaatst. Maar het werd door de derde generatie orgelbouwers Smits aangepast aan de sterk ontwikkelde Katholieke kerkmuziekpraktijk. En Kusters maakte een geheel nieuwe kas, die gemaakt is voor de nieuwe ruimte. Eclectisch, uniek en veelkleurig.
Enerzijds wordt door Smits zoveel mogelijk van het oude orgel weer gebruikt, anderzijds wordt de dispositie gewijzigd en uitgebreid, met name ook met een zelfstandig pedaal en het positief wordt in een zwelkast geplaatst. Tenslotte wordt er een grote koorzolder aangelegd. Een en ander is gereed in 1894. Met zijn fluiten, zijn strijkers, ook in het pedaal, met zijn zwelkast is het orgel door Smits gemaakt tot een orgel, gemaakt voor de Ceciliaanse kerkmuziek die zijn gelijke vindt in de neogotische bouwstijl. Beide grijpen terug op de aan het einde van de negentiende eeuw voor de katholiek eredienst geidealiseerde stijlen van contrapunt en gotiek.
In 1927 is de toenmalige pastoor, pastoor Hansen, voorzitter van de Nederlandse Gregoriusvereniging. Een vereniging die tot op de dag van vandaag de belangen van de Katholieke kerkmuziek behartigt. Mede door zijn toedoen wordt het orgel ingrijpend gewijzigd. Het orgel wordt gepneumatiseerd door Valckx en van Kouteren te Rotterdam. Het orgel werd enerzijds uitgerust met speciale speelhulpen om het desgewenst krachtiger te laten klinken. Anderzijds werd met name het Vollebregtpijpwerk zachter geÔntoneerd. De windladen, de klaviatuur en de tractuur van de oude orgel verdwenen. Onder invloed van de neobarok verdwenen in de jaren vijftig ook nog enkele stemmen uit 1894 om plaats te maken voor hoge vulstemmen.

Mede onder invloed van de matige belangstelling voor instrumenten van het einde van de negentiende eeuw bleek het orgel in de jaren zeventig van de twintigste eeuw nog maar matig bespeelbaar. In die jaren werden ñ zeer gestimuleerd door de toenmalige deken G.P.P. Vrins - de eerste onderzoeken ter voorbereiding van de restauratie uitgevoerd, met name door drs. J.G.P.G. Boogaarts. Maar eerst moest de kerk gerestaureerd worden. Het kerkgebouw kwam in 1974 op de rijksmonumentenlijst. De noodzakelijke restauratie begon in 1987 en werd in 1992 voltooid.

In 1994 werd de Stichting Behoud Kerkorgel Heilige Brigida opgericht met als doel de restauratie en behoud van het Vollebregt-Smits orgel. Als adviseur werd drs. J. Boogaarts aangetrokken. Na zo'n tien jaar kwam zicht op de restauratie. Belangrijke geldelijke bijdragen kwamen behalve van veel sponsors van de Rijksdienst voor Monumentenzorg, de Parochie Heilige Brigida en van de Gemeente Geldrop. Een wordt een restauratie die teruggaat op de situatie van 1894. Na uitvoerig overleg met in eerste instantie de orgelmakers Gebrs. Vermeulen in Weert, de Rijksadviseur en adviseur J. Boogaarts zullen de verbouwing en herintonatie van 1927 en 1952 werden ongedaan gemaakt. Tijdens het bestaan van de stichting wordt het orgelmakersbedrijf Vermeulen te Weert beeindigd en wordt Frans Vermeulen de werknemer bij Flentrop te Zaandam. De restauratie zal evenwel onder zijn leiding worden uitgevoerd. Het orgel wordt ook door hem geintoneerd.

De dispostie van 1894 is dus uitgangspunt voor de restauratie, hoewel ook elementen uit het orgel van 1927 worden toegepast zoals enkele labiaalstemmen en de tongwerken van Hoofdwerk en Pedaal. Een Gamba van de derde generatie Smits uit Sint-Oedenrode alsmede de klavieren van rond 1900 uit datzelfde orgel kunnen goed worden ingepast. Een en ander is daar bij de recente restauratie van het uit 1839 daterende Smitsorgel vrijgekomen. Aan de dispositie is in het Hoofdwerk een nieuwe Cornet V sterk discant toegevoegd. Dit naar het voorbeeld van het orgel van Erp waar Vollebregt al in 1858 een Cornet bijplaatste. Voor de sleepladen is gebruik gemaakt van laden uit de negentiende eeuw. De speel- en registertractuur is nieuw gemaakt. Het buffet van Valckx is opnieuw gebruikt, het is op de laats gezet waar Smits in 1894 het klavier plaatste.
Het resultaat is een schitterend laatromantisch orgel met een rijk kleurenpalet. Van het werk van vier orgelmakers is een homogeen, welhaast Duits-romantisch orgel gemaakt. Het pijpwerk van Vollebregt klinkt klassiek, het pijpwerk van Smits, met name verenigd in het positief, wordt wel een kleurendoosje genoemd.

Ofschoon Smits (II) het orgel van Vollebregt uit 1849 als uitgangspunt had gekozen voor zijn nieuwe conceptie in 1894, heeft hij de toonhoogte van Vollebregt (413) niet gehandhaafd, maar de diapason verhoogd naar aí = 427 Hrz. Deze toonhoogte kon door proefnemingen worden vastgesteld. Daarop is nu het orgel gestemd.


MANUAAL.
De acht grootste pijpen staan in het midden.
De cancelvolgorde van de C-lade is, van links naar rechts: Gis- e''', Fis E D C en daar aansluitend de Cis-lade: Cis Dis F G, f''' - A.
De volgorde van de registers op de lade, vanuit het noorden gezien, is:

Bourdon, 16 voet
C - h∞ van Archangels grenenhout met eikenhouten voorslagen. Gedekt. Valckx, 1927.
c' - f''' van orgelmetaal met 1/3 tin en 2/3 lood. Gedekt, Vollebregt, 1849.

Prestant, 8 voet
C - G zijn afgevoerd en staan in het front en Gis - H staan op de lade. Flentrop 2003.
c∞ - cis∞ - d∞ afkomstig uit de Gamba en Salicionaal van Vollebregt, 1849, die Valckx gebruikte voor de C-pijpen.
dis∞ - h∞ Flentrop 2003.
c' - f''' Vollebregt, 1849.

Prestant Disc., 16 voet
c’ - f''', orgelmetaal, Vollebregt, 1849.

Holpijp, 8 voet
Was door Valckx op het Positief gezet. Staat nu weer op de hoofdwerklade. Het grootste octaaf is van grenenhout, gedekt. Valckx 1927.
De rest vanaf c? is van orgelmetaal. Pijpwerk van Vollebregt, 1849.

Cornet Disc., 5 sterk
Staat op een verhoogde bank en is nieuw gemaakt in de mensuur van de Vollebregt-cornet van het orgel in de St.-Nicolaas Pieck en Gezellenkerk van Gorichem (1864).
De samenstelling is: 8 - 4 - 2 2/3 - 2 - 1 3/5 .

Octaaf, 4 voet
Orgelmetaal. Vollebregt, 1849.

Fluit, 4 voet
C - e'' gedekt, Vollebregt, 1849; f'' - f''' zijn conisch open, Valckx, 1927.

Quint, 3 voet
Orgelmetaal in prestantmensuur. Behoudens drie nieuwe pijpen, Vollebregt, 1849.

Octaaf, 2 voet
Orgelmetaal, Vollebregt, 1849.

Mixtuur, III sterk
Een paar pijpen zijn nieuw bijgemaakt in Vollebregtmensuur. De samenstelling is:
Orgelmetaal, Vollebregt, 1849.
C 2 - 1 1/2 - 1
c' 2 2/3 - 2 - 2
c'' 4 - 2 2/3 - 2
c''' 5 1/3 - 4 - 4
Vollebregt, 1849.

Trompet B & D, 8 voet
Duitse makelij, waarschijnlijk Gieseke. De bas is beleerd. Geplaatst door Valcks, 1927.


POSITIEF.
De zes grootste pijpen staan in het midden. De cancelvolgorde van de Cis-lade is, van links naar rechts: G - f'". F D Cis, daarop aansluitend de C-lade: C D E, e'" - Fis.
Het gehele positiefpijpwerk staat in een zwelkast. De frontpijpen van de positiefkas zijn stom.

Flûte Travers D, 8 voet
Dit register stond voorheen als Dolce 8 voet op het hoofdwerk. Conisch open met baarden en ronde opsneden.
Orgelmetaal met 45% tin. Valckx, 1927.

Viola di Gamba, 8 voet
Afkomstig uit het Smitsorgel in de St. Martinuskerk van St.-Oedenrode.
Pijpwerk van Devos, door Smits geplaatst in 1905.

Roerfluit, 8 voet Roergedekt
C - H is van grenenhout, c∞ - f''' is gemaakt van orgelmetaal, 1/3 tin en 2/3 lood.
Dit register stond van 1927-2000 op het Positief. Vollebregt, 1849.

Salicionaal, 8 voet
Vervaardigd als Echo-prestant. C - H in combinatie met Roerfluit 8 voet. Orgelmetaal.
c? - c' zijn voorzien van rolbaarden met houten rollen, cis' - h' hebben gewone baarden. Smits-Devos, 1894.

Voix Célèste, 8 voet
c∞ - f'''. Was voorheen de Viola di Gamba 8 voet van het Positief. Orgelmetaal met een vrij hoog tingehalte.
c∞ - f' hebben rolbaarden, fis' - g'' kasbaarden in combinatie met kleine freins en gis'' - f''' zijn baardloos.
Pijpwerk van Smits-Devos, 1894.

Gemshoorn, 4 voet
De pijpen van deze oorspronkelijke 4 voet waren door Smits (II) een sext (A groot op C groot) verschoven en vermaakt tot een 2 voets register. Middels de Vollebregtinscripties kon het pijpwerk weer op de oorspronkelijke plaats gezet worden. De ontbrekende pijpen zijn nieuw in de Vollebregtfactuur bijgemaakt.
Orgelmetaal met 1/3 tin en 2/3 lood. Vollebregt, 1849.

Prestant, 4 voet
Orgelmetaal. Vollebregt 1849.

Nachthoorn, 2 voet
Alleen de H-grootpijp is van Vollebregt. Het register is nieuw gemaakt naar een voorbeeld van Vollebregt (Geertruidenberg). Flentrop, 2003.

Flageolet, 1 voet
Orgelmetaal. Origineel Vollebregt, 1849.

Basson Hobo, 8 voet
Het grootoctaaf heeft bekers van zink. De stevels en de overige bekers zijn van orgelmetaal. De scheepjes hebben een rondgeslagen boeg en de stemkrukken zijn in fransmodel uitgevoerd. C - f" hebben koppen met een losse ring, vanaf fis" zijn de koppen en opliggende ringen uit een stuk. De pijpen van het groot- en kleinoctaaf zijn voorzien van koperen sloffen. De bekers zijn trechtervormig en dit register is duidelijk bedoeld als 'Kleintrompet'. Smits, 1894.


PEDAAL.
Het pijpwerk staat chromatisch opgesteld, C - Ais vanuit de kerk gezien rechts en H - d' links tegen de westmuur der kerk. Daartussen in de middenkas bevinden zich horizontaal enkele afgevoerde pijpen van de Subbas 16 voet. In het pedaalpijpwerk is in meerdere registers zink gebruikt. Er moet echter onderscheid gemaakt worden tussen het moderne, electrolytisch gewonnen zink, dat Valckx verwerkte en het zink waarvan Smits sommige registers vervaardigde. Het zink van Smits lijkt enigszins op het plaatijzer, dat men in Duitsland Blech noemt. Dit metaal kent ook een ander walsingsproces. F.C. Smits (I) gebruikte dit zink reeds voor de laagste twee octaven van de wonderschone Salicionaal 8 voet in het orgel van de Sint-Antonius Abtkerk te Overlangel in 1858.


Violon, 16 voet
De voeten en corpora zijn van zink, de kernen en de stemlappen zijn van orgelmetaal. De rolbaarden hebben houten rollen. Alle pijpen zijn voorzien van expressions. De corpora zijn samengesteld uit segmenten van 100 cm. Bij de soldeernaden liggen de segmenten over elkaar. Smits, 1894.

Subbas, 16 voet
Vervaardigd van grenenhout. C - Fis is gedekt, G - d' is open. De grootste pijp is nieuw bijgemaakt. Dit register is afkomstig van het oude orgel van de Sint-Nicolaas Pieck en Gezellenkerk te Gorichem. Vollebregt, 1864.

Prestant, 8 voet
C - f∞ is vervaardigd van zink, fis∞ - d' zijn van orgelmetaal met 45% tin. C - Gis zijn voorzien van rolbaarden, A - d' hebben gewone baarden. Valckx, 1927.

Fluit, 8 voet
C - H van eikenhout en gedekt, c∞ - d' van orgelmetaal en open. Smits, 1894.

Bazuin, 16 voet
De zinken bekers zijn afkomstig van de oorspronkelijke Bazuin 16 van Smits, 1894. In 1927 heeft Valckx de stevels, koppen en lepels vervangen door materiaal van Gieseke, geheel in duitse factuur. De bekers zijn samengesteld uit segmenten van 100 cm. lengte.


Het is bewonderenswaardig hoe de intonateur, Frans Vermeulen, van deze registers van verschillende makelij zo'n prachtige eenheid heeft weten te smeden. Het karakter van het pijpwerk van Vollebregt was het uitgangspunt en het Smitspijpwerk sluit daar nu naadloos bij aan. Ook de latere registers uit 1927 zijn zo geintoneerd, dat deze zich goed voegen in het totale klankbeeld.

Bronnen:
Bert Augustus, Ons orgel, samenvatting van een inleiding, gehouden voor de jaarvergadering van de parochieraad, 3 april 1979.
Het Vollebregt-Smitsorgel in de heilige Brigidakerk te Geldrop, brochure bij de inspeling van het orgel, Geldrop juli 2004.